Artikel 20 lid 4
Het is verboden in een slijtlokaliteit of horecalokaliteit of op een terras de aanwezigheid toe te laten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert.
2.1.1 Wat is kennelijke staat van dronkenschap?
Er bestaat geen wettelijke definitie van (de kennelijke staat van) dronkenschap. Wel stelt het strafrecht dat het om een situatie gaat waarbij een persoon onder invloed verkeert van een bedwelmende drank, meestal alcohol. Aangezien er sprake is van ‘kennelijke staat’, hoeft niet bewezen te worden dat iemand daadwerkelijk alcohol of andere psychotrope stoffen heeft genuttigd: niet de hoeveelheid in het bloed, maar juist het gedrag van een persoon is bepalend.
De staat van dronkenschap wordt door de rechter beoordeeld aan de hand van meerdere uitwendige kenmerken. Uit jurisprudentie blijkt dat er sprake moet zijn van de aanwezigheid van meerdere kenmerken. Er zijn een aantal kenmerken naar voren gekomen die al eerder gebruikt zijn om de kennelijke staat vast te stellen, namelijk:
Naar alcohol ruiken
Bloeddoorlopen ogen
Met dubbele tong spreken
Bloeddoorlopen ogen
Met dubbele tong spreken
Onvast ter been zijn
Onvast ter been zijn
Tegen andere klanten aanlopen
Struikelen
Naar alcohol ruiken
Bloeddoorlopen ogen
Met dubbele tong spreken
Daarnaast bestaan er een aantal kenmerken die niet eerder besproken zijn in rechtszaken, maar die wel uit wetenschappelijk onderzoek naar dronkenschap naar voren zijn gekomen. Deze worden beschreven in de ‘Aanpak Dronkenschap en Doorschenken’.
2.1.1.1 Kan de kennelijke staat van dronkenschap aangetoond worden door middel van een blaastest?
Omdat er in de wettekst sprake is van ‘kennelijke staat’ hoeft men niet te bewijzen dat iemand daadwerkelijk alcohol of andere psychotrope stoffen heeft genuttigd. Deze term is bewust gekozen, omdat het gedrag bepalend is en niet het alcoholpromillage.
In de 'Memorie van toelichting wijziging DHW, Kamerstukken II 2009 nr. 32022' is de volgende quote te lezen: “Deze bepaling is niet gekoppeld aan een leeftijd of alcoholpromillage, omdat hier juist het dronken of liederlijk gedrag van een persoon bepalend is.”
In principe kan een BOA een blaastest afnemen bij een persoon die zich dronken gedraagt. Er bestaat geen wettelijke verplichting, dus dit moet gebeuren op basis van vrijwilligheid en de betreffende persoon moet zijn handtekening zetten. Het gebruik wordt echter afgeraden. Een BOA heeft hier geen specifieke bevoegdheid toe en ook geen apparatuur voor. De vraag van een BOA om vrijwillig deel te nemen aan een blaastest kan juist impliceren dat hij daartoe bevoegd is en daardoor kan een burger zich gedwongen voelen mee te werken.
Daarbij is het de vraag of het gebruik van een blaastest van toegevoegde waarde is. Een blaastest toont slechts de hoeveelheid alcohol in het bloed aan. Een bepaalde hoeveelheid alcohol kan bij verschillende mensen een andere uitwerking hebben op het gedrag. Daardoor is het lastig om aan de hand van het alcoholpromillage een ‘kennelijke staat van dronkenschap’ aan te tonen. In het geval dat dit wel zou kunnen, is het bovendien mogelijk dat een rechter bepaalt dat de persoon vanwege zijn dronken staat ‘niet bij reden vatbaar’ was. Hierdoor kan de handtekening niet rechtsgeldig verklaard worden. Het is daarom aan te raden de kenmerken van dronkenschap vast te leggen, in plaats van het promillage.
2.1.2 Wat zijn psychotrope stoffen?
Psychotrope stoffen zijn natuurlijke of synthetische stoffen die een invloed op de psyche hebben door het veranderen van fysiologische processen in het centraal zenuwstelsel. Deze stoffen hebben dus invloed op het gedrag of de beleving van de gebruiker. Het gaat hier - naast alcohol - om drugs als cannabis, xtc, cocaïne, maar ook om medicijnen die een vergelijkbare werking tot gevolg kunnen hebben.
2.1.3 Om welke locaties gaat het?
Artikel 20 lid 4 geldt voor horeca- en slijtlokaliteiten. Daarnaast geldt zij ook voor terrassen. Hier volgen de definities van deze plaatsen:
- Slijtlokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van of samenvallend met een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse. Artikel 1 lid 1
- Horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse. Artikel 1 lid 1
- Terras: een terras dat in ieder geval bestemd is voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.
2.1.4 Wat betekent ‘aanwezigheid toelaten’?
De term ‘aanwezigheid toelaten’ is bedoeld in de breedste zin van het woord. Het verbod geldt dus niet alleen op het binnenlaten van personen die elders in kennelijke staat van dronkenschap zijn terechtgekomen, maar ook op de aanwezigheid van deze personen in het algemeen. Personen die nuchter het bedrijf zijn binnengekomen, maar tijdens hun bezoek in kennelijke staat van dronkenschap terechtkomen, dienen daarom ook verwijderd te worden uit de lokaliteit.
2.1.5 Wat zijn verdere aanknopingspunten?
Uit eerdere jurisprudentie met betrekking tot de Drank- en Horecawet (nu: Alcoholwet) en het WvSr kunnen we een aantal aanknopingspunten afleiden. Hier volgt een overzicht:
Het toelaten van een persoon in kennelijke staat van dronkenschap werd aan een rechtspersoon toegerekend. De leidinggevende had geen duidelijke instructies gegeven over het omgaan met beschonken klanten en de aanwezigheid van dronken personen maakte deel uit van de gangbare bedrijfsvoering.
Een jongerenvereniging werd als rechtspersoon veroordeeld voor het dronken maken van een jongen onder de zestien jaar, met de dood tot gevolg.
Een klant belandde in een ernstige medische toestand, nadat de barmedewerker de klant grote hoeveelheden drank had geschonken, mede op aandringen van een andere klant. De barmedewerker werd veroordeeld tot een werkstraf en werd gedurende 5 jaar uit zijn beroep gezet.
Een dronken persoon kreeg meerdere malen alcoholhoudende drank verstrekt en liep regelmatig de horecalokaliteit in en uit. Dit leidde tot het intrekken van de vergunning voor twee weken.
Zowel een barmedewerker als een rechtspersoon hebben een belangrijke rol. Binnen het bestuursrecht (artikel 20 lid 5) zal er naar de rechtspersoon worden gekeken als overtreder maar binnen het strafrecht (252 WvSr) kan zowel de medewerker als rechtspersoon of leidinggevende worden vervolgd.
De geschiedenis of reputatie van een lokaliteit kan hier ook zeker een rol spelen. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat rechters kunnen laten meewegen of een lokaliteit vaker met overlast van dronken personen te maken heeft gehad of dat het algemeen bekend is dat jongeren uit de regio daar komen om te drinken.