Als een BOA een overtreding constateert, is het van belang om de verwijtbaarheid te kunnen onderbouwen. Een BOA moet de feiten zelf hebben waargenomen. Een nauwkeurige en gedetailleerde verslaglegging is hierbij essentieel. Hieronder staat weergegeven welk bewijs er verzameld kan worden met betrekking tot een overtreding van artikel 20 lid 5.
De geobserveerde kenmerken van kennelijke staat van dronkenschap gedetailleerd beschrijven.
Door meerdere uiterlijke kenmerken te beschrijven, wordt het moeilijker voor de aangeklaagde om andere redenen aan te voeren voor het vertonen van de kenmerken die overeenkomen met dronkenschap. Daarnaast maakt het de kans groter dat de betreffende medewerker ook in staat is geweest om kenmerken gezien te hebben. Zo kan een barmedewerker missen dat een dronken persoon naar binnen waggelt. Als deze persoon vervolgens vanaf een stoel bestelt, is er al één kenmerk niet zichtbaar geweest.
‘De persoon waggelde naar binnen, had bloeddoorlopen ogen en rook naar alcohol. Bovendien viel hij bijna tegen een andere klant aan.’
Informatie waaruit blijkt dat de barmedewerker voldoende gelegenheid had om het dronken gedrag te herkennen.
Voordat opgetreden wordt, moet men de ondernemer wel de kans geven om op te treden. Vervolgens moet dit ook goed worden vastgelegd, zodat het de zaak sterker maakt.
‘Om 23.05 is de beschonken persoon langs de portier gelopen. Om 23.10 bestelde de persoon een biertje bij de barmedewerker. Om 23.50 is de persoon nog steeds niet aangesproken.’
De uiterlijke kenmerken van de medewerker(s) en/of portier(s) beschrijven.
Hierdoor weet men wie er op het moment van overtreding handelde. Denk aan postuur, haarkleur, geschatte leeftijd en andere uiterlijke kenmerken.
‘De barmedewerker was ongeveer 50 jaar, was lang, had donker haar en droeg een bril.’
Een beschrijving van de situatie.
De grootte van het bedrijf, de aanwezigheid van toegangscontrole, de drukte, het aantal klanten en het aantal medewerkers kunnen indicatoren zijn voor de mogelijkheid voor de medewerker(s) om kennelijke staat bij een persoon al dan niet op te merken.
‘Er waren nauwelijks klanten aanwezig. Er stonden 2 medewerkers achter de bar.’
Interactie tussen het personeel en de persoon in kennelijke staat.
Uit de interactie kan blijken dat de medewerker bewust was van de staat van dronkenschap.
‘De betreffende barmedewerker lachte met zijn collega over ‘de grappige bewegingen’ van de persoon in kwestie.’
Observatie of er alcohol geschonken is aan de persoon in kennelijke staat.
Ook al valt het toezicht op doorschenken niet onder de taken van de BOA, hij kan deze observatie wel gebruiken om de zaak sterker te maken. Hierbij is het geen vereiste dat er betaald wordt voor de drank.
‘De beschonken persoon kreeg meerdere malen bier verstrekt.’
Observaties van meerdere personen in kennelijke staat van dronkenschap.
Dit kan aantonen dat een ondernemer niet alles op orde heeft.
‘Om 23.40 liep er een nieuwe klant binnen die duidelijk moeite had om rechtop te blijven staan. Hij praatte met dubbele tong.‘
Kennis van de medewerkers.
Als uit gesprekken blijkt dat de medewerker geen duidelijke instructies heeft gekregen over hoe om te gaan met klanten in kennelijke staat van dronkenschap, kan dit het aandeel schuld van de leidinggevende aantonen.
‘Toen ik de barmedewerker aansprak op de dronken persoon, zei hij: “Mag dat niet dan?”
Interacties met of reacties van andere klanten op de persoon in kennelijke staat.
Dit is geen noodzaak, maar kan een extra onderbouwing vormen.
‘Een andere klant zei dat ze de beschonken man eerder op die avond bij een ander café had gezien.’
Gesprek met de persoon in kennelijke staat.
Indien de omstandigheden het toelaten, voer dan een kort gesprek met de persoon in kennelijke staat. Vraag hierbij of de geobserveerde kenmerken mogelijk door medicatie of door fysieke/ geestelijke beperkingen veroorzaakt kunnen worden.
‘De persoon in kwestie keek me verbaasd aan toen ik vroeg of hij soms medicatie gebruikte en wees vervolgens naar zijn bier.’
Identiteitsgegevens van de persoon in kennelijke staat.
Identiteitsgegevens kunnen bewijslast vormen in het geval dat er strafvervolging plaatsvindt voor feiten zoals openbare dronkenschap. In dat geval kunnen de gegevens gedeeld worden met politie en/of andere BOA’s. Daarnaast kunnen de gegevens met een verstrekker gedeeld worden, in het geval dat deze de betroffen persoon vanwege het veroorzaken van overlast de toegang voor (on)bepaalde tijd wil ontzeggen. Het is verstandig om hier middels een convenant met ketenpartners afspraken over te maken.
Een BOA mag net als de politie camerabeelden opvragen. Daarnaast kan hij gebruikmaken van een bodycam.
‘Op de beelden is te zien dat de man naar binnen waggelt, struikelt en even later bier krijgt van de barmedewerker.’
Gemeente Amsterdam
BOA: “Ik vind het belangrijk dat ik een observatie juridisch goed in kaart heb gebracht, voordat ik deze terugkoppel aan een ondernemer.“
Als een BOA in gemeente Amsterdam een overtreding op artikel 20 lid 5 constateert, wordt er in principe geen bestuurlijke waarschuwing gegeven, maar volgt er direct een maatregel. Bij de eerste overtreding betreft dit het intrekken van de vergunning gedurende een week. Voordat een dergelijke maatregel wordt opgelegd, is het daarom belangrijk dat de BOA genoeg bewijs verzamelt waaruit blijkt dat de aangetroffen persoon inderdaad in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde.
Download hier een beknopte infosheet voor handhavers (Trimbos-Instituut, 2015).